Het zeggen van ‘aamien’ na hoofdstuk al-Faatihah

Aboe Hoerayrah (moge Allah tevreden met hem zijn) zei dat de boodschapper van Allah صلى الله عليه وسلم gezegd heeft:

“Wanneer de imam ‘aamien’ zegt, zeg dan ‘aamien’. Voorwaar, degene wiens uitspraak van ‘aamien’ namelijk overeenkomt met de uitspraak van ‘aamien’ van de engelen, diens voorgaande zonden zullen worden vergeven.”

Deze hadieth staat in Sahieh al-Boekharie 780 & Sahieh Muslim 410

Aboe Moesa al-Ash’arie (moge Allah tevreden met hem zijn) zei dat de boodschapper van Allah صلى الله عليه وسلم gezegd heeft:

“Wanneer de imam zegt:

غَيْرِ الْمَغْضُوبِ عَلَيْهِمْ وَلاَ الضَّالِّينَ

‘niet tot degenen op wie Uw woede rust, noch van de dwalenden’

zeg dan: ‘Aamien.’ Allah zal gehoor geven aan jullie.”

Deze hadieth staat in Sahieh Muslim 404

Ismaa’iel ibn Moeslim (moge Allah hem genadig zijn) zei:

“Wanneer al-Hassan al-Basrie gevraagd werd naar de betekenis van ‘aamien’, antwoordde hij: O Allah geef gehoor.”

Hoedhayfah ibn al-Yamaan (moge Allah tevreden zijn met hem en zijn vader) zei:

“Op een nacht bad ik samen met de profeet صلى الله عليه وسلم. Hij begon met hoofdstuk al-Baqarah. Ik zei in mijzelf: Wanneer hij bij het honderdste vers aankomt, zal hij neerbuigen. De profeet ging echter verder, dus ik zei in mijzelf: Wanneer hij bij صلى الله عليه وسلم het helft van de hoofdstuk aankomt, zal hij neerbuigen. De profeet صلى الله عليه وسلم ging echter verder, dus zei ik in mijzelf: Wanneer hij het hoofdstuk beëindigt, zal hij neerbuigen. Toen de profeet صلى الله عليه وسلم het hoofdstuk echter beëindigd had, begon hij met hoofdstuk an-Nisaa en voltooide dit. Daarna begon hij صلى الله عليه وسلم met hoofdstuk Aali ‘Imraan en voltooide dit. De profeet reciteerde rustig en bedaard. Wanneer hij bij een vers kwam dat een prijzing bevat, prees hij Allah. Wanneer hij bij een smeekbede kwam, smeekte hij tot Allah. Wanneer hij bij een vers van toevlucht zoeken kwam, zocht hij toevlucht bij Allah.”

Deze hadieth staat in Sahieh Muslim 772