Het rechte pad
Door: Shaykh Al-Islam Ibn Taymiyya RahimahuAllaah
Bron: Majmu Fatawa Shaykh Al Islaam Ibn Taymiyya (10/91)
Vertaald door: Umm Ismail
Ontwerp en uitvoering door: Umm Tasnim
Bismillaahi-r Rahmaani-r Raheem
Alle lof zij Allaah, wij smeken om Zijn hulp en Zijn vergeving. Bij Allaah zoeken wij onze toevlucht tegen het kwade van onze ziel en onze slechte daden. Wie door Allaah geleid wordt, kan niet op een dwaalspoor gebracht worden en wie door Allaah op een dwaalspoor gebracht wordt, kan door niemand geleid worden. Ik getuig dat geen godheid het waard is om aanbeden te worden behalve Allaah, De Enige die geen deelgenoten heeft, en dat Mohammed Zijn dienaar en Boodschapper is.
Het rechte pad (Siraatul Moestaqiem):
Als we dat weten, beprijpen we dat elke dienaar een voordeel haalt uit de lof die Allaah uitsprak over de takken van het geloof en de blaam die Hij uitsprak over de takken van het ongeloof. Sommigen zeggen over deze Woorden van Allaah:
”Leid ons op het rechte pad”
[Surat Al-Fatiha: 6]
het volgende: de gelovige werd (al) op het rechte pad geleid, dus wat haalt het uit om Hem te vragen ons daarheen te leiden?
Anderen antwoorden hen door te zeggen dat de betekenis is: maak ons standvastig op het rechte pad, zoals de Arabieren zeggen tegen de slaper: ”Slaap totdat ik je vergezel”
Anderen leggen dit vers als volgt uit: ”Leg onze harten op de rechtschapenheid op” of nog: ”Laat onze rechtschapenheid toenemen”
De eersten stellen deze vraag omdat ze er niet in slagen te bevatten wat het rechte pad is waarheen de dienaar vraagt geleid te worden.
De betekenis van dit pad is de bevelen van Allaah (Subhana wa Ta’ala) in de praktijk brengen en nalaten wat Hij verboden heeft op alle vlakken.
En zelfs als de dienaar erkent dat Mohammed (SalAllaahu ‘alaihi wa sallam) de Boodschapper van Allaah is en dat de Koran de waarheid is in een algemeen opzicht, zal hij echter veel zaken niet kennen van wat nuttig of schadelijk is voor hem als kennis. Ook zal hij veel details van wat hem bevolen of verboden wordt niet kennen. En onder de zaken die hij kent, is er een groot deel dat hij niet in de praktijk zal toepassen. Als we veronderstellen dat alle bevelen en verboden van de Koran en van de Soennah hem bereikt hebben, moeten we weten dat de Koran en de Soennah algemene, globale elementen bevatten, zonder te vermelden wat specifiek is voor elke dienaar, wat uiteraard niet mogelijk is.
Daarom wordt er aan de mens gevraagd om te vragen om op het rechte pad geleid te worden, wat al deze zaken bevat: de gedetailleerde kennis van de wetgeving van de Profeet (SalAllaahu ‘alaihi wa sallam), van wat onder zijn globale geboden valt en de aanmoediging om deze kennis in de praktijk toe te passen. Enkel de kennis van de waarheid brengt namelijk geen rechtschapenheid, als deze kennis niet in de praktijk wordt toegepast.
Daarom heeft Allaah na het verbond van Al-Hudaybiyya tegen Zijn Profeet (SalAllaahu ‘alaihi wa sallam) gezegd:
”Voorwaar, Wij hebben jou een duidelijke overwinning geschonken. Opdat Allaah jouw vroegere zonden zal vergeven en ook de latere. En Hij vervolmaakt Zijn gunst aan jou en Hij leidt jou op het rechte pad.”
[Surat Al-Fath: 1-2]
En in verband met Musa en Harun:
”En Wij gaven hun de verduidelijkende Schrift. En Wij hebben hen op het rechte pad geleid”
[Surat As-Saffat: 117-118]
De moslims zijn verdeeld geraakt over veel zaken – volgens de wil van Allaah (Subhana wa Ta’ala) – in verband met de informatie [die Hij ons doorgegeven heeft], zowel op het vlak van de theorie, dogma (het geloof) of praktijk, hoewel ze het unaniem eens zijn over het feit dat Mohammed (SalAllaahu ‘alaihi wa sallam) en de Qor’aan de waarheid zijn. Mochten ze allemaal op het rechte pad geleid zijn in hun verdeeldheid, dan waren ze nooit verdeeld geraakt.
De meeste mensen die weten wat Allaah (Subhana wa Ta’ala) bevolen heeft, zijn Hem ongehoorzaam en volgen Zijn bevelen niet en mochten ze op het rechte pad geleid zijn in deze daden, dan hadden ze verricht wat hen bevolen wordt en nagelaten wat hen verboden wordt. De mensen van deze gemeenschap die op het rechte pad geleid werden, zodat ze vrome bondgenoten van Allaah (Subhana wa Ta’ala) geworden zijn, zijn grotendeels zo dankzij deze smeekbede (Leid ons op het rechte pad) in al hun gebeden, waarbij ze hun behoeftigheid en hun voortdurende nood aan Allaah (Subhana wa Ta’ala) erkennen, opdat Hij hen op het rechte pad zou leiden.
Het is door de volharding in deze smeekbede en de erkenning van hun behoeftigheid (ten opzichte van Allaah) dat zij vrome bondgenoten van Allaah (Subhana wa Ta’ala) geworden zijn.
Sahl ibn ‘Abd Allaah At-Tasturi heeft gezegd: ”Er is geen kortere weg tussen de dienaar en zijn Heer dan de erkenning van zijn behoeftigheid (ten opzichte van hem)”
Leiding naar het rechte pad
Wie in het verleden geleid werd, heeft er nood aan dat hij in de toekomst geleid wordt: dat is de ware betekenis van de mensen die dit vers als volgt uitleggen: ”Maak ons standvastig, leid ons en leg ons op om het rechte pad te volgen”
Als de anderen dit vers als volgt uitleggen: ”Laat onze rechtschapenheid toenemen” dan houdt dit het voorafgaande in, maar het betekent ook dat Allaah (Subhana wa Ta’ala) Zijn dienaar in de toekomst op dat rechte pad zal leiden.
Want het in de praktijk brengen van deze kennis is nog niet verwezenlijkt en hij zal slechts geleid worden als hij in de toekomst de kennis die hij verworven heeft in de praktijk brengt. Bovendien is het mogelijk dat hij in de toekomst ook geen kennis verwerft. Integendeel, deze kan zelfs uit het hart verdwijnen. En zelfs als deze kennis komt, kan het zijn dat deze niet gevolgd wordt door de praktijk ervan.
Alle mensen zijn dus verplicht om deze smeekbede te verrichten. Daarom heeft Allaah deze verplicht gemaakt voor hen in elk gebed. En ze hebben geen grotere nood aan een smeekbede dan deze smeekbede. Als we op het rechte pad geleid worden, komen de hulp, de voorzieningen en al het geluk dat de zielen vragen. En Allaah weet het beter.
We moeten weten dat het leven van het hart, of het leven van andere elementen, niet enkel rust op de zintuigen en de wil, of enkel op kennis en bekwaamheid zoals sommigen – bijvoorbeeld Abu Al-Husayn Al-Basri – denken over de Kennis en de Bekwaamheid van Allaah. Zij zeggen: ”Het leven van Allaah komt overeen met Zijn Kennis en Zijn bekwaamheid” Terwijl het leven integendeel een intrinsieke eigenschap van Allaah is en een voorwaarde die voorafgaat aan de kennis, de wil, de bekwaamheid en de bewuste daden. (Het is een voorwaarde) maar ze houdt ook deze zaken in. Elk levend wezen heeft een waarnemingsvermogen, een wil en daden die hij verricht volgens zijn bekwaamheid en (in omgekeerde zin) leeft alles wat kennis, een wil en bewuste daden heeft.
Bekijk ook onze artikel: Het hechten aan de Soennah van de Profeet ﷺ